Flessenpost

Geplaatst op: 24/09/21

‘t Was Hemelvaartsdag 2020, de mussen vielen van het dak en we zaten in een soort van intelligente lockdown. Oftewel: we mochten niets maar toch ook weer heel veel. Dus we gooiden onze opblaasbare Decathlon kano in de auto en tuften naar de Vinkeveense Plassen. Lekker een dagje het water op, zo hadden we bedacht. Even de rust en ruimte opzoeken. Wisten wij veel dat half Nederland er op die zomerse dag ook zo over dacht, dus een uurtje later peddelden we tussen de sloepjes, zeilboten en supboards in colonne over ‘t water.

Eigenlijk kenden we de Vinkeveense Plassen niet heel goed. Ja, jaren geleden hadden we er gezeild en waren we zelfs vastgelopen in ondiepe wateren. Maar nu we er weer waren, en vooral toen we de massa achter ons lieten en in het rustiger gebied belandden, slaakten we steeds vaker ‘ooohhh’ en ‘aaahhh’. Die eilandjes. Die tiny houses. Groen van jaloezie keken we naar die recreërende mensen, die lucky bastards, die geluksvogels die íets in het leven zo te zien een stuk slimmer hadden aangepakt dan wij.

We kwamen op adem in het natuurgebied van Botshol. Niemand daar. Kwetterende vogels, het trage plons – plons – plons van de peddels en de voorbijglijdende natuur. Wow.

We verlieten Botshol,peddelden de plassen op. En daar doken de eilandjes weer op. Maar hoe dan? Hóe kwam je in vredesnaam aan zo’n eiland?

Eenmaal thuis lieten de eilandjes ons niet los. We gingen terug. Spraken vanuit de opblaaskano in het wilde weg eilandbewoners aan. Hoe het was, zo’n eilandje (driemaal raden). Hoe je eraan kwam (“Tja, láng geleden gekocht, maar met de wachtlijsten van nu niet meer te doen.”). Of: “We hebben al veertig jaar een eilandje binnen de familie”. De moed zonk ons in de schoenen. We belden makelaars die in eilandjes handelden en lieten ons onderaan de wachtlijst plaatsen. We bleven rondvragen, huurden een paar keer een motorbootje, legden contacten en brachten het gebied in kaart. De zomer trok voorbij, langzaam werd het herfst.

En toen was het daar. Het Idee. Wie niet rijk is moet creatief zijn. En dus verzamelden we tijdens de regenachtige oktobermaand lege wijnflessen, schreven we een SOS-noodkreet “Help! We zoeken een eiland!” en kopieerden we onze noodkreet maar liefst 43 keer. Twee kratten vol flessen, een geleende boot en warme kleding deed de rest. Waar we een leuk eiland zagen, dropten we een fles. Daarna wachtten we af. We wisten dat er in elk geval één zure reactie tussen zou zitten. Die kwam twee dagen na het droppen van de flessen. Van F. Of we nóóit meer lege wijnflessen op zijn eiland wilden gooien. Sorry F. We zullen het echt nooit, nooit meer doen. Is niet meer nodig. Want precies drie weken na het droppen van de flessen appte A.

Of we nog op zoek waren. Dat hij een mooi eiland had. En dat het altijd verhuurd was geweest, maar de vaste huurder had na twintig jaar nét die ochtend opgezegd en hij kon het eiland wel wéér verhuren maar hé, daar kwam een kennis met een wijnfles met flessenpost, wat leuk, moest hij het eiland dan toch maar verkopen?

Een paar maanden later tekenden we het koopcontract en mochten we onszelf eilandbezitters noemen.

En ja, daar hebben wij alláng een wijntje op gedronken.